Geniet van de korte verhalen van onze (gast) columnisten. Herkenbaar, grappig, ontroerend of inspirerend. Stuk voor stuk het lezen waard.
Pasen is alweer achter de rug. Krokussen, narcissen en blauwe druifjes laten zich zien en bieden dapper weerstand aan de koude wind uit het oosten. Ze groeien richting de warme zon. Het is voorjaar en de natuur ontluikt.
Mijn nieuwe neefje heet Tibbe. Zijn ouders hebben gekozen voor een bijzondere Nederlandse naam. Een naam die je makkelijk kunt uitspreken en schrijven.
Soms sta ik met mijn handen in het haar voor de spiegel en vraag me af hoe ik het allemaal weer ga managen. Ik ben een ambitieuze ondernemer, ik wil een leuke, slanke jonge vrouw zijn (en blijven!)
Begin vorige maand belde een oud-collega van de Gelderse omroep. In prachtig Drèèns viel ze – heel on-Oost-Nederlands – met de deur in huis.
Het landelijk gebied was vroeger het domein van de boeren. Ze leefden daar met elkaar en andere plattelanders en zaten elkaar niet in de weg. Het aantal boeren loopt terug. Daardoor ontstaan er minder, maar wel grotere bedrijven.
Het zit er weer op. Het komend half jaar ben ik er van af. Twee keer per jaar bezoek ik trouw mijn tandarts. Gelukkig heb ik nog nooit kiespijn gehad, maar ik blijf een grote hekel houden aan de controles.
Ik zie u de wenkbrauwen al fronsen bij het lezen van de titel van deze column. Heeft Naober ook al last van ‘Engelse ziekte’? Vrees niet. Naober blijft de standaardtaal gebruiken en de streektaal, als het zo uit komt.
Ik groeide op in een ‘bouw’. Zo noemden we dat. Een lang rijtjeshuis in Westerhaar, uit de jaren 70. Ik kan me nog levendig voorstellen dat, als ik uit het raam naar buiten keek, ik helemaal tot aan het bos kon kijken
Minstens één keer per week wijs ik mijn kinderen erop dat ze in de gaten moeten houden of de lampjes van hun fiets het doen. Levensgevaarlijk als een automobilist onverlichte fietsers tegenkomt.